Het staal waar Japanse zwaarden werden gemaakt, satetsu, werd gemaakt van het zwarte zanderige ijzer-oxide. Dit moest zowel hard als buigzaam zijn, twee onverenigbare eigenschappen. Om deze eigenschappen te verkrijgen werd zuurstof uit het satetsu verwijdered en koolstof toegevoegd door het in een te smelten in een tatara, smeltoven, op een lage temperatuur. Het resultaat is tamahagane. De beste stukken tamahagane zullen worden gebruikt om een zwaard te maken.

The stukjes tamahagane worden opgestapeld tot een geheel en omwikkeld met papier en bedekt met een laagje klei en as. Vervolgens word dit tot een blok gesmeed. Dit blok wordt vervolgens plat gesmeed en opgevouwen en vervolgens weer plat gesmeed. Dit wordt meerdere malen herhaald tot het metaal bestaat uit een groot aantal laagjes.

Uiteindelijk worden twee stukken staal samengevoegd, een buitenkant van hard staal en een binnenkant van zachter staal. Dit resulteert in een harde snede en een buigzame kern die in staat is om de klappen tijdens het gebruik op te vangen. Dit wordt vervolgens gesmeed in de kling.

Als de kling gesmeed is, moet de snede worden gehard. Hiervoor wordt de kling ingesmeerd met een pasta die is gemaakt van klei, houtskool poeder en fijngestampte zandsteen. De snede wordt niet ingesmeerd, waardoor deze sterker wordt verhit dan de rest van de kling. Vervolgens wordt de smidse verduisterd, zodat de smid de kleur goed kan beoordelen. De kling wordt nu verhit tot deze rood gloeiend is, waarna deze wordt afgekoeld door de kling in water te dompelen. Door de verschillende verhitting door de pasta, zal de kling zijn gebogen vorm krijgen.

Nu moet de kling alleen nog worden gepolijst. Het polijsten zorgt voor het slijpen van de kling. Daarnaast maakt het polijsten de patronen die ontstaan tijdens het smeden in de kling zichtbaar. Verder moeten het gevest en versieringen worden aangebracht.